Refit Rijkswaterstaat 1: directievaartuig met rijke geschiedenis

Motorzeilklipper RWS 1, oorspronkelijk gebouwd als luxe plezierjacht, verricht al meer dan een eeuw tal van diensten voor Rijkswaterstaat: van werkpaard tot representatief vlaggenschip.

rijkswaterstaat

Dit artikel verscheen oorspronkelijk in Nautique 5 van het jaar 2023. Nieuwsgierig geworden naar komende edities? Neem nu voor maar €4,99 een abonnement op Nautique. Klik HIER voor de aanbieding.

Ruim 100 jaar geleden lag er een splinternieuw plezierjacht klaar voor aflevering bij Scheepswerf Boot te Leiden. De rijke Duitse opdrachtgever liet echter niets meer van zich horen. Het zou vast iets te maken gehad hebben met de roerige jaren van de Eerste Wereldoorlog. Om veilig met de gaffel getuigde motorzeilklipper van 23 meter lang te zeilen, waren minimaal drie bemanningsleden nodig. Het stuurhuis en de deksalon waren gescheiden, deze salon werd toen al gebruikt als vergaderruimte. Het schip werd na maanden stilliggen in 1915 aangekocht door het toenmalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat: Cornelis Lely. Hij zette haar in als inspectie en directievaartuig op de Zuiderzee en later op het IJsselmeer. Ze voer onder de naam Rijkswaterstaat, kreeg later de naam ‘Noord-Holland’ en werd gestationeerd te Hoorn. Met haar langzaam lopende tweecilinder hogedruk Kromhout scheepsmotor van 90 pk en door de fraaie afwerking met stalen reling en duurzaam teak, doet het sierlijk belijnde schip meteen denken aan een klassiek jacht. Er werd meestal op de motor gevaren, maar het gaffelgrootzeil, een fok en een kluiver bewezen aan de wind koersend hun diensten als steuntuig. Met de wind dwars achter, liep de klipper op haar best.

Rijke geschiedenis

De Rijkswaterstaat verzorgde inspectiewerkzaamheden op de Waddenzee en Zuiderzee. Het ging met name om controle, onderhoud en aanpassingen aan vaarweg, betonning en bebakening. Een bijzondere inspectietaak was het toezicht op de naleving van de regels bij de berging van het goud van de Lutine (die in 1799 tussen Vlieland en Terschelling verging). Een van de hoogtepunten van de Rijkswaterstaat is onder andere haar betrokkenheid bij de bouw van de Afsluitdijk die op 28 mei 1932 werd gesloten. In 1918 werd de Duitse kroonprins met de Rijkswaterstaat overgebracht naar Wieringen. Hij was net als zijn vader Keizer Wilhelm na het verlies van de Eerste Wereldoorlog naar Nederland gevlucht en kwam als banneling op het eiland terecht. De Rijkswaterstaat had toen al een behoorlijke staat van dienst en men nam het besluit te kiezen voor motorvernieuwing: ze bleef in functie. Na de inval van het Duitse leger op 10 mei 1940 bleef het werkschip haar werk uitvoeren.

Compleet gestript

Tot het jaar 1944. In deze periode namen de Duitsers veel schepen in beslag en in thuishaven Hoorn werd besloten het schip te verstoppen. In eerste instantie leek dit een goede oplossing, tot het moment dat ze toch ontdekt werd. Net voor het einde van de oorlog stapten drie Duitse stafofficieren aan boord en vluchtten ermee richting Duitsland. Geruime tijd na de bevrijding werd ze, door haar karakteristieke rompvorm, in Travemunde ontdekt door de Nederlandse marine. Ze bleek van boeg tot spiegel te zijn gestript. Het beslag, tuigage en alles wat aan teakhout aan boord was bleek te zijn gestolen. De kale romp werd naar Willemsoord, de Marinewerf in Den Helder gesleept en in ere hersteld om enkele maanden later naar Hoorn terug te keren; gebeurtenissen waar men alleen nog maar over kan lezen in de oude logboekjes. In Enkhuizen is ze voorzien van een andere motor; een werkspoor van 105 PK. Vervolgens voer ze onder de naam ‘Noord Holland’ verder.

Vliegtuigwrakken

In de naoorlogse jaren hervatte de Noord Holland haar werkzaamheden en hielp als extra activiteit mee met het opsporen en bergen van vliegtuigwrakken uit het IJsselmeer. Er kwam ook apparatuur aan boord om wateren bodemonderzoek te kunnen verrichten. Na vele jaren trouwe dienst vanuit het Arrondissement Hoorn, kreeg de motorklipper in 1975 een nieuwe eigenaar: de directie Zuiderzeewerken van Rijkswaterstaat. Deze directie had al snel door dat de Noord Holland zeer goed dienst zou kunnen doen als directie- en onderzoeksvaartuig, en tegelijkertijd ingezet zou kunnen worden voor representatieve taken. Er moest daarvoor een forse refit plaatsvinden.

Grote verbouwing

De gerenommeerde jachtwerf Jongert te Medemblik begon in 1981 met het uitwerken van de verbouwplannen. Het stuurhuis werd gecombineerd met nieuwe vergaderruimte. Vervolgens werd ze voorzien van een nieuw hand hydraulisch stuurwerk, een aangepaste elektrische installatie en een hulpmotor aan boord. Tot slot werden er verbeteringen gedaan aan de cv-techniek en op het gebied van geluidsisolatie. Het prachtig gelegde massief teakdek en een roestvaste reling maken het geheel af. Ook scheepsmotoren moeten van tijd tot tijd vervangen worden. Een ontwerp werd gemaakt om het dak van het stuurhuis of vergaderruimte te kunnen lichten, zodat een praktische toegang tot de motorkamer tot stand kwam. De vloer op de motorkamer werd ook voorzien van een simpele demontage-mogelijkheid. De tuigage en het zeilplan vereisten samen een compleet op zichzelf staande refit. Bekende scheepstuiger Reid de Jong ontwierp een ondermast met een lengte van 8.60 meter met daarop een steng van 9,68 meter. De steng was eenvoudig te schieten door gebruik te maken van een lier. De doorvaarhoogte van 11.90 meter die hierdoor ontstond was genoeg om in het IJsselmeergebied te kunnen opereren. Het resulteerde in een breed tuig met een grootzeil van 40 m2. Het gaffeltopzeil, de boomfok en de binnen- en buitenkluiver werkten uit op totaal 140 m2 zeiloppervlak. Dit zeilplan leek niet meer op de oude zeilklipper tuigage; het gaf de Noord Holland een nog ranker silhouet. Vooral de mars, het platform rond de top van de mast, is uiterst kenmerkend voor het schip (Engels barkas getuigd).

Veelzijdige functie

Herboren maakte het varend erfgoed in de zomer van 1985 haar eerste proefvaart onderzeil. Representatiever dan ooit bleef ze haar taken vervullen op en rond het IJsselmeer. Er kwam speciaal apparatuur aan boord om waterkwaliteitsmetingen te verrichten en zoutmetingen werden voortdurend op vaste punten in het gebied uitgevoerd, meetpunten die alleen per schip bereikbaar zijn. De laatste jaren behoren patrouilles meer en meer tot de taken van de klipper. Regelmatig is begeleiding van scheepsvaart en assistentie bij gestrande vaartuigen en watersporters aan de orde. De Rijkswaterstaat wordt ingeschakeld op het IJsselmeer, de Randmeren en het Markermeer om gestrande watersportliefhebbers te helpen. Controle van de vaargeuldieptes en het constateren van veranderingen daarin worden ook vanaf het schip gerapporteerd. “Altijd koersend met een kijkend oog” is het motto aan boord.

Bring in the Dutch!

Het werkschip krijgt vanaf 1994 steeds meer de functie van varende vergaderlocatie. Personeel van Rijkswaterstaat moet veelal op specifieke locaties op het water aan het werk. Ook ontvangt de driekoppige bemanning leden van ons koninklijk huis en buitenlandse delegaties voor rondvaarten met het doel informatie uit wisselen over de bekende Nederlandse knowhow op het gebied van waterbouw en waterhuishouding. Zo was destijds de gouverneur van Louisiana aan boord. Zij voer mee op de Rijkswaterstaat 1 om te ervaren hoe de Hollanders omgaan met hun water. De Nederlandse inbreng in het oplossen van waterhuishoudkundige problemen in deze staat hebben veel vruchten afgeworpen. Ook de adviseurs van Rijkswaterstaat varen regelmatig mee voor de diverse vergaderingen met betrekking tot de vaarwegen. Zoals de bemanning zelf aangeeft: “Van de Minister van Rijkswaterstaat tot de brugwachter is welkom aan boord van deze varende vergaderlocatie.” Andere evenementen waar RWS 1 altijd bij aanwezig is, zijn onder andere Sail Amsterdam en de Rotterdamse Havendagen. Het vaargebied heeft zich de laatste jaren uitgebreid over heel ons land. In meerdere plaatsen heeft dit fraaie schip haar ligplaats, veelal bij RWS-steunpunten. Vanwege vele lage doorvaarthoogten in ons land staat alleen de ondermast nog op het schip. Deze is binnen vijftien minuten te strijken met een hydraulische lier die op de (alweer) vijfde scheepsmotor draait – een Volvo Penta 450 pk. Er kan dan ook zonder de verwijderde steng niet echt meer worden gezeild met dit schip.

Ze ging van motorzeilklipper tot motorklipper; een schip dat men nog overal in ons land zal kunnen zien als directie- en onderzoeksvaartuig, als varende vergaderlocatie, én als vlaggenschip bij evenementen. Sinds 2013 alleen niet meer als de Noord Holland maar weer als de Rijkswaterstaat 1.

Reportages
  • Kees Stuip