Joost van Kleef

De boot in

Schrijver Joost van Kleef kan zich als landmens verbazen over de gedraging van watermensen. Daartoe laat hij zich maar al te graag uitnodigen op de sloepen en schepen van zijn vrienden. Vandaag vergaapt hij zich over alle bochten waarin een buurman zich wringt voor een dagje uit varen.

Joost van Kleef

Ik weet niet hoe het bij u is, maar verreweg de meeste mensen in hoofdstedelijk Amsterdam vinden: je kunt beter een goede vriend hebben met een boot, dan een goede boot. Nog beter: je kunt beter (heel) veel goede vrienden hebben met een boot, dan een goede boot. Daar zit, volgens mij, heel wat in.

Ga maar na. Je moet zo’n boot kopen (en u weet wat dat kost), je moet ‘m ergens neerleggen – in Amsterdam voorwaar nog geen sinecure – je moet ‘m onderhouden én je moet er mee weg. Want anders is het zo verrekte zonde. Daarom heb ik geen boot. Maar wel veel goede vrienden en kennissen en ja, zelfs hele, hele vage kennissen met een boot. Ik pap met iedereen aan die iets te varen heeft. Ik ben wel wijzer.

Wie heel veel mensen kent met een boot, kan zich opmaken voor mooie verrassingen, bijvoorbeeld als het, net zoals nu, langzaamaan weer lente wordt. Als ik gebeld word, maakt mijn hart een sprongetje. Ga ik weer varen? En zo ja, met wie? Als ik geluk heb, word ik even later over water opgehaald.

Ik heb het geluk over een eeuwenoud stukje van Amsterdam uit te mogen kijken. Met als eerste blikvanger een kabbelende gracht. Tussen de twee woonboten hiervoor door ligt een houten aanlegsteiger. Goed uitkijken dat je niet over de duiven- en de eendendrek uitglijdt en je stapt zo een bootje in.

Vanaf het bootje heb je dan ineens een heel andere kijk op je eigen huis, een ander perspectief. Ineens zie je hoe klein die Amsterdamse pakhuizen zijn. Drie smalle raampjes breed. Twee meter hoog per verdieping. Nooit gebouwd om in te wonen. Ruimte? Ha! Gemak? Via donkere smalle trappen omhoog en weer naar beneden.

En geloof het of niet, als ik dan net in een boot van een vriend ben gestapt, komt vaak mijn bovenbuurman naar buiten. Bepakt en bezakt. Hij draagt de koelbox met happen en drank. Een doorzakkende rugzak. Rinkelende sleutelbos om zijn nu al vuurrode nek. In zijn vrije hand vaak nog een of twee kussens.

Daarna komt zijn vrouw. Ze heeft zichzelf zo’n beetje behangen met kussens en draagt ook nog een boodschappentas bij zich. Dan zegt ze steevast iets tegen haar man. Mijn buurman laat dan alle troep uit zijn handen vallen, draait zich om en trapt terug naar boven om op te halen wat ze vergeten zijn.

Even later staat hij weer op straat, pakt de hele boel weer op en ze lopen naar hun sloep. En ik weet waar die ligt; geloof me, je bent blij als het niet boven de 25 graden is, anders kom je doorweekt aan voordat je het water hebt gezien.
Ondertussen vaar ik al prinsheerlijk met een koud glas wijn in mijn hand rond het Prinseneiland. Als je in Amsterdam wilt varen moet je een beetje slim zijn – voordat je de boot ingaat.

Columns
  • Brunopress