10 belangrijke zeiltermen die je moet weten voor je de wind in de zeilen hebt

Een overzicht van de tien belangrijkste zeiltermen die je moet kennen voor je eerste zeilavontuur.

Zeiltermen

Zeilen heeft zijn eigen taal, en als je net begint, kan het soms overweldigend zijn om alle termen te onthouden. Maar geen zorgen! We hebben de tien belangrijkste zeiltermen voor je op een rij gezet. Met deze kennis ben je klaar voor je eerste tocht op het water, of je nu zelf gaat zeilen of meegaat op een zeilkamp. Let's go!

1. Loef en lij

'Loef' verwijst naar de kant van de boot waar de wind vandaan komt, oftewel de bovenwindse zijde. Het tegenovergestelde hiervan is 'lij', wat de benedenwindse kant is. Deze zeiltermen zijn belangrijk bij het manoeuvreren van de boot, bijvoorbeeld als je een andere boot wilt inhalen.

2. Stuurboord en bakboord

In plaats van links en rechts gebruiken zeilers de termen 'stuurboord' (rechts) en 'bakboord' (links). Dit voorkomt verwarring, want 'links' en 'rechts' kunnen afhangen van hoe iemand staat. Bij stuurboord en bakboord is er geen twijfel. De termen verwijzen altijd naar vaste zijden van de boot: stuurboord is de rechterkant als je naar de voorkant (boeg) kijkt, en bakboord is de linkerkant. Zo is er geen twijfel over welke kant bedoeld wordt, wat de communicatie veiliger en efficiënter maakt. (Een ezelsbruggetje: stuurboord is rechts want er zit een r in!)

3. Hogerwal en lagerwal

Hogerwal betekent dat de wind vanaf de wal komt, wat handig is bij het aanleggen. Lagerwal, daarentegen, verwijst naar wind die richting de wal waait. Het aanleggen bij lagerwal vereist wat meer vaardigheid, omdat de wind je naar de kant duwt.

4. Klaar om te wenden

Dit is een veelgehoorde kreet tijdens het zeilen. Wanneer de stuurman "klaar om te wenden" roept, bereidt de bemanning zich voor op het overstag gaan. Bij het woord 'ree' draait de boot en worden de zeilen naar de andere kant gebracht.

5. Aan de wind, halve wind, ruime wind en voor de wind

Deze termen beschrijven de positie van de boot ten opzichte van de wind. 'Aan de wind' betekent schuin tegen de wind in zeilen, 'halve wind' is wanneer de wind van opzij komt, en 'ruime wind' is schuin van achteren. Bij 'voor de wind' komt de wind recht van achteren.

6. Melkmeisje

Een bijzondere manoeuvre waarbij de twee zeilen aan beide zijden van de boot uitstaan, zoals een melkmeisje dat twee emmers draagt. Dit kan alleen bij een voordewindse koers.

7. Optuigen

Het gereedmaken van de boot voor het zeilen heet 'optuigen'. Dit omvat het plaatsen en afstellen van de mast, giek, zeilen, en alle andere belangrijke onderdelen van de boot.

8. Strijken

Strijken betekent simpelweg het laten zakken van de zeilen. Dit doe je wanneer je wilt stoppen of de boot wilt aanleggen.

9. Oploeven en afvallen

Bij oploeven stuur je de boot richting de wind, terwijl je bij afvallen de boot juist wegstuurt van de wind. Dit zijn belangrijke manoeuvres om de koers van de boot aan te passen.

10. Opkruisen

Wanneer je tegen de wind in wilt varen, gebruik je de techniek 'opkruisen'. Hierbij vaar je in een zigzagpatroon om toch vooruit te komen. Dit wordt ook wel laveren genoemd.

Aan boord!

Met deze tien termen ben je goed voorbereid om het water op te gaan en deel te nemen aan de prachtige wereld van het zeilen. Veel plezier!

Op het water
  • Adobe Stock